Kinderen en pesten

Als iedereen zou weten wat het is om gepest te worden of om ouder(s) te zijn van een gepest kind, zou het probleem serieus genomen worden. Aldus Bob van der Meer in zijn boekje “Kinderen en pesten”, met als ondertitel “Wat volwassenen ervan moeten weten en eraan kunnen doen”. Hierin noemt hij niet alleen de oorzaken van pesten, maar geeft hij ook veel praktische adviezen aan ouders en leerkrachten.

Pesten is altijd een actueel onderwerp. Zolang er mensen bestaan, bestaat er pesten. Dit is geen reden om er dan maar niets aan te doen. Want er kan wel degelijk iets aan gedaan worden. Door je te realiseren wat pesten is en door het onderwerp serieus te nemen, kunnen we met z’n allen er iets aan doen. Het boekje van Bob van der Meer bevat veel nuttige informatie voor iedereen. Hieronder staan de voor mij belangrijkste dingen.

Een groepsprobleem
Pesten is een groepsprobleem. Daarom dient het probleem met de groep te worden aangepakt. Kinderen die gepest worden zijn in de meeste gevallen uiterst gevoelige kinderen. Alhoewel ze niet of minder weerbaar zijn, kiest Van der Meer niet voor het weerbaarder maken van het slachtoffer. Want die aanpak is eigenlijk een klap in het gezicht van het slachtoffer. Het advies aan het gepeste kind om een sociale vaardigheidstraining te volgen, is een goed advies als kinderen al jarenlang zijn gepest en om die reden een aantal sociale vaardigheden missen. Wanneer echter aan het pestgedrag van pesters en de inactiviteit van de rest van de klas (de zwijgende middengroep) niets wordt gedaan, is ook de sociale vaardigheidstraining water naar de zee dragen.

De zwijgende middengroep mobiliseren en de pester de wacht aanzeggen, in die volgorde, is een betere oplossing. De zwijgende middengroep mobiliseer je door voor en door leerlingen regels af te spreken, waardoor klasgenoten en leerkrachten de pester de wacht kunnen aanzeggen (pp 22-23).

Als er geen pesters waren, zouden kinderen ook niet gepest worden. Als we in staat zouden zijn de rest van de groep zodanig te mobiliseren dat zij duidelijk stelling zouden nemen tegen pesten en pesters, zou ook al een groot gedeelte van het probleem zijn opgelost (p 104).

Pester worden
Elk kind loopt kans slachtoffer te worden, zoals elk kind kans loopt pester te worden. Maar sommige kinderen lopen een iets grotere kans. Onderzoek leverde drie oorzaken op (p 25). Die kinderen lopen een grote kans pester te worden die:
– weinig aandacht van hun ouders krijgen;
– door hun ouders niet worden gecorrigeerd voor hun agressie:
– door hun ouders fysiek worden gestraft wanneer ze iets fout doen.
Van der Meer gaat uitgebreider in op deze oorzaken en op het voorbeeldgedrag van volwassenen inclusief van leerkrachten.

Niet vertellen
Kinderen uit het basisonderwijs die worden gepest vertellen het in 64% van de gevallen niet aan hun ouders. In het voortgezet onderwijs is dit percentage 90% (p 35). Signalen zijn niet altijd gemakkelijk te herkennen, zowel door ouders als door leerkrachten niet. Pesters weten hun activiteiten voor volwassenen goed te verbloemen. Je kunt het leerkrachten dus ook niet verwijten dat ze het niet zien, schrijft Bob van der Meer.

Maar ik heb gemerkt dat er ook leerkrachten zijn die de neiging hebben zich om te draaien op het schoolplein bij dingen die niet door de beugel kunnen zoals pestgedrag. Of dat ze vinden dat de kinderen het maar samen moeten oplossen. Is dit omdat leerkrachten vinden dat het er bijhoort of is het uit onwetendheid?

Schuld
Van der Meer schrijft dat men geneigd is om slachtoffers van geweld (gedeeltelijk) de schuld te geven (p 57). Dit is een psychologisch mechanisme: de neiging van de mens. Dit mechanisme zit niet alleen in het hoofd van omstanders, maar ook in dat van de pesters. Volgens mij dus bij pesters, leerkrachten, ouders en andere kinderen. En dit gaat vaak ongemerkt. “Het zal dus ook wel wat aan jezelf liggen dat je gepest wordt.” En ik denk dat daarom veel gepeste kinderen zichzelf ook schuldig voelen aan datgene wat gebeurt.

Maar volgens Bob van der Meer is niemand: pester, slachtoffer, leerkracht, ouder, zwijgende middengroep, schuldig aan het verschijnsel dat sommige leerlingen één of meerdere slachtoffers uitkiezen.

Dit verschijnsel, het zondebokfenomeen genoemd, is één van de vier psychologische mechanismen waarvan bij elke vorm van geweld sprake is. De vier mechanismen zijn: het zondebokfenomeen, de samenzwering om te zwijgen, het omstanderdilemma en dus de neiging van ons allen om het slachtoffer van geweld of machtsmisbruik (een gedeelte van) de schuld te geven. Van der Meer werkt deze mechanismen in zijn boekje verder uit.

Het zondebokfenomeen komt overal voor, is inherent aan leven en kan niemand worden verweten. Als eenieder van ons hiermee behept is, hebben we echter wel met z’n allen het recht en de plicht elkaar te corrigeren wanneer we zien dat iemand een ander als slachtoffer behandelt (p 49).

“Het kind vraagt erom. Het lokt het namelijk zelf uit.” Maar geen enkel kind heeft erom gevraagd gepest te worden. En gepeste kinderen moeten ook niet nog eens het verwijt krijgen dat ze het negatieve gedrag dat zij ondergaan zelf uitlokken. Dit is de wereld omkeren (p 60).

Ik denk dat kinderen die lekker in hun vel zitten, weinig reden hebben om te pesten of om pesten uit te lokken. Dus, ook al zou het kloppen dat een kind pesten uitlokt, dan nog vind ik dat er aandacht aan besteed moet worden. En is de omgeving blijkbaar niet zo “veilig” dat iedereen zich gelukkig voelt. Als de oorzaak ligt in problemen thuis, dan kun je die natuurlijk niet op school oplossen. Maar ik denk dat er meer gedaan kan worden om een veilige omgeving te creëren, dan dat er op dit moment op veel scholen gebeurt.

Klikken
Angst om erover te praten is niet alleen iets van het gepeste kind, maar ook van de andere kinderen. Bang als men is om door de dader gestraft te worden. Het wel vertellen wordt vaak als verklikken gezien.

Ik vind dat hier eerst iets uit de wereld geholpen moet worden. Al in de kleutergroepen wordt de kinderen geleerd dat je niet mag klikken. Mijn advies: schrap dat woord uit je woordenboek. Laat kinderen vertellen en erover praten wat er gebeurt. Als je als kind het gevoel hebt dat er iets niet klopt, dan moet je dat gewoon tegen een volwassene kunnen zeggen. Dan kun je samen kijken wat je er mee doet. “Je mag niet klikken” is volgens mij iets wat in onze eigen hoofden zit.

Verband tussen pesten en zelfdoding
Dit lijkt heel zwaar, maar het schijnt dat zelfs relatief jonge gepeste kinderen (9-12 jaar) ermee in hun hoofd lopen: jezelf van het leven beroven. Ook al komt het misschien niet zo vaak voor: het zal maar je kind zijn of je zal maar dat kind zijn (p 62).

Oplossingen en aanpak
In het verleden zijn al allerlei oplossingen bedacht voor het probleem pesten: pestkoffers met lees- en voorleesboeken, lesmateriaal en handleidingen voor pestprojecten. De resultaten van een onderzoek naar de effectiviteit van dit soort programma’s waren, heel vriendelijk gezegd, slecht. De onderzoekers stelden voor aandacht te gaan besteden aan wat er in de groepen gebeurt (p 63).

De landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs startten in 1992 de landelijke actie “Pesten, over en uit”. Hierbij brachten zij een “Nationaal Onderwijsprotocol tegen Pesten” uit en een brochure met daarin opgenomen een structurele aanpak van het probleem, de zogenaamde vijfsporenaanpak. Deze aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:
– hulp aan de pester;
– mobiliseren van de zwijgende middengroep;
– achtergrondinformatie, oorzaken, gevolgen, signalen, oplossingen aan leerkrachten;
– achtergrondinformatie en adviezen aan ouders;
– hulp aan het slachtoffer.

Scholen
Scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs zijn verplicht zorg te dragen voor een veilige school. Dat staat in de wet Veiligheid op school. Deze heeft tot doel pesten aan te pakken en de veiligheid voor leerlingen op school te vergroten.

Maar scholen, dus leerkrachten, reageren verschillend als ze geconfronteerd worden met een pestprobleem. De leerkracht zal zich wellicht verdedigen met de opmerking dat hij zijn best doet, maar dat is bij pesten niet voldoende (p 104). Dat het kind zelf ook wel een beetje debet is aan het pesten, of het zelf ook wel een beetje uitlokt, is de meest gebruikte verdediging om niets aan het pestprobleem op school te (hoeven) doen (p 100).

Straffen
Alleen maar straffen heeft geen zin. Maar alleen praten met leerlingen, hen informatie geven, zonder hen voor overtredingen te straffen, hen proberen door praten tot andere gedachten te brengen, is wetenschappelijk onhoudbaar en moet derhalve naar het rijk der interessante maar pedagogisch onhoudbare fabelen worden verwezen (p 70).

Wat we zijn “vergeten” is de duidelijkheid. We durven tegen ouders, leerlingen en collega’s geen “nee” meer te verkopen, we durven niet meer te zeggen “tot hier en niet verder”, maar zijn bang voor de reacties. Deze duidelijkheid wil Van der Meer graag weer terug, middels het maken van afspraken of het stellen van regels en, als de met elkaar afgesproken regels worden overtreden, door – al dan niet alternatief – te straffen. Daarom toch ook een straffenoverzicht in het boekje (p 71 en volgend).

Een beetje vreemd vind ik in dit geval de tip om een lijst van complimenten te maken en deze gebruiken wanneer de pester zich houdt aan de gemaakte afspraken. Wat je dan ziet op scholen is dat kinderen die altijd al “normaal” doen het niet eerlijk vinden dat de pester complimenten krijgt voor normaal gedrag of ineens van alles mag.

Ouders
Er wordt vaak gezegd dat de ouders van gepeste kinderen soms het probleem vergroten. Of dat ze te beschermend zijn. Deze ouders krijgen dus de schuld van het gepest worden van hun kinderen. Maar geen enkel kind vraagt erom om gepest te worden en geen enkele ouder vraagt er ook om dat zijn of haar kind wordt buitengesloten (p 90). Je weet pas wat het is als jouw kind gepest wordt.

Omdat pesters perfect in staat zijn hun pestgedrag te maskeren, zal de leerkracht er in veel gevallen niets van zien. Als een ouder meermalen het probleem aankaart bij de leerkracht, kan deze zich aangevallen voelen of zal de ouders als zeurders gaan aanmerken. Het kind wordt wel eens geplaagd, maar of dat nu zo erg is, is de vraag voor de leerkracht.

In het boekje worden vragen beantwoord die in de loop der tijd aan Bob van der Meer zijn gesteld. Bijvoorbeeld of het slim is om als ouders van het gepeste kind contact op te nemen met de ouders van de pester (p 96 en volgend).

Achterin het boekje staat een lijst met interessante boeken. Onder andere een ander boek van Bob van der Meer “Pesten op school, lessuggesties voor leerkrachten”. Er zijn voornamelijk lessuggesties opgenomen die een beroep doen op het vergroten van het empatisch (invoelend) vermogen van de leerlingen.

Het boekje is beslist een aanrader voor ouders en leerkrachten. Vooral ook om bewust te worden van de ernst van het probleem en om bevrijd te raken van vastgeroeste ideeën over pesten en gepest worden. Helaas is het boekje niet meer verkrijgbaar in de boekhandel maar alleen tweedehands.

Online pesten
De laatste jaren heeft het pesten zich verplaatst naar o.a. het internet. Digitaal pesten kan ook een grote impact hebben op het leven en de toekomst van een kind.

Op de pagina Cyberpesten is veel informatie te vinden rondom de gevaren en het herkennen van cyberpesten. Daarnaast zijn er stappen te vinden met wat ouders en leerkrachten kunnen doen als een kind online gepest wordt. Om je kind veilig op het internet te laten gaan, is er een checklist voor ouders gemaakt.

Op de websites Stop pesten nu, Week tegen pesten en Pestweb vind je veel informatie en tools om (online) pesten aan te pakken.